Nog vier dagen en twee maanden. Dan wordt ze honderdtwee. Haar maaltijden bestaan uit pap die de verzorging haar voert met als begeleidend drankje een glas verdikt water. Anders verslikt ze zich. Elke keer nauwkeurig genoteerd in haar gezondheidsdossier. Er is ook een brief binnengekomen. Van de burgemeester. Ze wil op bezoek komen. Nu wel. Toen ze honderd werd, was dat té gewoon. Zoveel mensen worden honderd. Maar honderdtwee is anders. De afspraak staat natuurlijk op zevenentwintig januari 2025. Alleen….
Het is een lange weg die ze gaat. Klagen doet ze niet. Ze is tevreden. Als haar haar maar goed zit en haar nagels gelakt zijn. Een half jaar geleden was ze nog op de verjaardag van haar zoon, die vijfenzeventig werd. Met rollator maar zonder rolstoel. Die was vergeten. Lopen kon ze haast niet meer. Het maakte haar niet uit. Ze was blij, ook al kende ze niet alle familieleden meer. Klagen past niet bij haar.
‘Wat doe ik hier’ en ‘wat moet ik nu doen. Moet mijn jas uit?’ horen we steeds vaker als ze haar kamer inkomt. Wat is dat? Moet ik dat eten?, vraagt ze als haar ontbijt gebracht wordt. Ze hoort en ziet soms dingen die er niet zijn. Vogels, poezen, een man op haar bed, muziek. Ze blijven nooit lang. Ze doet mee met de bingo maar wint steeds minder. De film over Toon Hermans boort ze tot onze verbazing volledig de grond in ook al zit haar haar goed en zijn haar nagels gedaan. Ze durfde er niet bij weg te lopen.
De tijd gaat verder. Zij achteruit. Ze zwaait ons niet meer na op de gang. Opstaan uit haar stoel kan ze niet meer. Lopen is er niet meer bij. De gesprekjes zijn steeds korter. Met moeite herkent ze haar broers en zussen op de oude groepsfoto. Ze lacht erbij. Ze lacht veel, soms te veel. Het lijkt alsof ze daarmee de dingen verstopt die ze niet meer begrijpt. We laten het zo. Aankleden wordt lastig. De keren dat ze nog naar beneden wordt gebracht om te eten of te koffie te drinken nemen af. Ze wil niet meer. Als we binnenkomen zit ze steeds vaker te slapen. Eerst in haar stoel, later ligt ze vaak in haar bed. Behalve als Romée, haar achterkleinkind, er is. Zes maanden oud. Romée verricht een wonder. Gewoon door zichzelf te zijn. Stokoud en piepjong kijken elkaar minutenlang aan. Alsof ze verbonden zijn. Meer dan honderd jaar verschil. Ze geniet en straalt. Prachtig om te zien. Er hangt een foto van Romée boven haar bed. Een lichtpunt waar ze met prachtig gelakte nagels naar wijst.
We weten niet of ze het haalt. Zevenentwintig Januari 2025. Langzaam maar zeker is ze op weg naar de sterrenhemel of de hemelpoort of wat ze ook voor haar in petto hebben. Ze eet haar pap, drinkt haar verdikte water, herkent ons nog en zegt opeens: ‘ik ga niet dood hoor’. Zonder gebit. Dat past niet meer. Dan valt ze weer in slaap. Zonder te klagen en zonder pijn.
We wachten rustig af.
Gaat dit mooie verhaal over je moeder?
over de moeder van Harry
Wat ontzettend mooi geschreven wederom en inderdaad haar moer goed zitten en nagels gelakt. Zo herken ik haar als tante. Mooi dat ze nog die oplevingen heeft bij haar jongste kleinkind
Mooi geschreven , ze is een volhouder en sterke vrouw.