Print Friendly, PDF & Email

Op onze logeerkamer staan vijf schoenendozen in een kast. In die dozen zitten kaarten, tekeningen, foto’s, oude rekeningen en briefjes. Ongeordend. Herinneringen aan geboortes, overlijdens, jeugdjaren, vakanties, verjaardagen en nog veel meer. Verschillende levens bij en door elkaar. 

Soms staan die dozen daar alsof ze zijn vergeten. Maar soms kun je ze gebruiken bij zomaar wat nieuwsgierigheid. Een vergeeld briefje met potlood beschreven valt op tussen alle paperassen. Mijn kinderhand. De eerste poging tot een dagboek. ‘De eerste dag’ staat er boven. Dik omrand. Meer blaadjes waren er niet. Die zaten in mijn hoofd. Datum: 24 september 1963. Maar eerst…..

Juli 1963

Het was bijna ‘grote’ vakantie. De schriften en tekeningen gingen mee naar huis. De juf had haar afscheidscadeautje. Ik was bevorderd naar de laatste klas. Maar een ding was ik vergeten. Mijn schooltuintje. Een klein stukje grond waar wij bieten en wortels zaaiden. Met als hoogtepunt de J en K in tuinkers. De juf had ons gevraagd het tuintje leeg te halen. Had ik niet gedaan. Maar daar was mijn moeder. “Kom Fien, de zon schijnt. We gaan lekker op de fiets en kijken wat er nog staat. Dan maak ik vanavond een salade”. Veel zin had ik niet. Maar de tas hing al aan haar stuur. De tocht verliep moeizaam. Ik kwam niet vooruit. Mijn benen voelden loodzwaar. Mijn moeder dacht dat ik tegenwerkte. De salade ‘s avonds kreeg ik niet door mijn keel. ‘s Avonds lag ik te ijlen van de koorts. Dubbele longontsteking. Antibiotica. Na een aantal weken ging het beter maar de huisarts twijfelde. Door naar de longarts, röntgenfoto’s, en een brief naar huis met de mededeling dat ik opgenomen moest worden. Op 24 september. Antoniusziekenhuis. Die eerste dag staat zwart op wit. De rest zijn herinneringen. 

Mijn moeder, die altijd alleen op het bezoekuur kwam omdat mijn vader met griep op bed lag en broer en zus niet op bezoek mochten komen van het ziekenhuis. De brief die mijn vader schreef aan mij met hij een pluisje van zijn deken in de envelop. Zijn bewijs dat hij ziek was. Mijn broer die een cadeautje voor mij had gekocht en via mijn moeder bij mij bezorgde. ‘Professor Zegellak en Lodewijk Losbol’ van Daan Zonderland. Ik heb het nog. De zak heerlijke sinaasappels van mijn tante waarvan ik er maar een heb gekregen, omdat fruit en snoep over alle kinderen werd verdeeld. De oliefoto’s van mijn longen waarbij een long werd volgespoten met contrastvloeistof en je niet mocht hoesten terwijl je bijna stikte van benauwdheid. De fysiotherapeut die zo ontzettend lief was toen de olie er weer uit gemasseerd  moest worden en je kotsmisselijk lag te wachten tot het zover was. De angst die ik had om wat eventueel nog komen ging en niemand daar iets over zei. 

Het liep goed af. Ik mocht naar huis en mankeerde niets meer. Ruim een week later zat ik bij mijn vader achterop de fiets op weg naar de stad. Het was tijd voor mijn cadeau. Dat had hij mij beloofd in de brief met het pluisje. Ik koos postpapier met bijpassende enveloppen. Van dat mooie, met bloemen en vogeltjes. September was intussen voorbij. Alles was weer gewoon. 

Zomaar een blaadje uit de schoenendoos die inmiddels weer op zijn plaats in de kast staat. Soms alsof hij bijna is vergeten…..

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *