Print Friendly, PDF & Email

Ergens op een school in Utrecht was een docent overspannen.  Ze zochten een vervanger. Er was weinig werk in de jaren 80. Dus ik moest blij zijn met deze kans. Solliciteren en beginnen. Ik ging voor de klas. Ziektevervanging. Het schooljaar was niet zo lang meer.

Het was een mavo/havo school in de binnenstad van Utrecht. Elke ochtend stond de directeur bij de ingang van de school. Hij begroette alle leerlingen en docenten die ’s ochtends om half negen begonnen. Hij kende iedereen bij naam. Als je aan de late kant was, kreeg je het te horen en als het de tweede keer was, mocht je even op zijn kamer komen voor een berisping. Je kwam daarna altijd op tijd.

De school was van hem. De leerlingen en docenten waren zijn gasten. Hij de baas die de regels bepaalde en de naleving controleerde. Als je hem tegensprak, had je lef. Kon je beter niet doen. Mijn type was het niet. Maar ik gaf mijn lessen, de een beter dan de andere. Ik kwam en ik ging en had geen last van de directeur. Totdat……..

Het was half negen in de ochtend. Ik had mijn les goed voorbereid. De leerlingen kwamen in kleine groepjes binnen. Een van hen, Cassandra, maakte zich van haar groepje los en kwam naar mij toelopen. ‘Mevrouw’, zei ze, ‘ik ben vandaag jarig en ik heb dit leren jasje gekregen.’ Vol trots liet ze hem zien. ‘Mag ik voor deze ene keer mijn jas in de klas meenemen? Ik ben bang dat ie gepikt wordt.’ Daar kon ik me van alles bij voorstellen. Geen probleem. Blij ging ze zitten. Haar jasje hing keurig op de leuning van haar stoel. Voor één keer.

Na enige tijd, halverwege de les, stond er iemand voor het raam. Het was de directeur die zijn dagelijkse rondje door de school maakte. Hij keek dan of de regels wel werden nageleefd. Binnen twee tellen zwaaide de deur open. Zonder een woord te zeggen beende hij vlak langs mij heen naar de plaats waar Cassandra zat. ‘Hang die jas onmiddellijk op de kapstok!’ Zijn stem bulderde door het lokaal. ‘Maar, maar, maar …. Ik ben jarig. Het mocht van mevrouw K.’ ‘Daar heb ik niets mee te maken. Nu die jas op de kapstok’. En weg was hij weer.

Het was nog lang stil in de klas.

Verontwaardiging, verbijstering, vernedering en woede wisselden elkaar af. Zijn verzoek om na de zomervakantie op zijn school te blijven verscheurde ik in mijn hoofd al in duizend kleine stukjes. Het advies van mijn collega’s om de directeur nooit tegen te spreken, lapte ik aan mijn laars. 

‘Ik accepteer dit niet’, zei ik later in zijn kamer.

‘Ik bepaal hier de regels, ik mag dit doen’ was zijn enige reactie.

‘Dan zeg ik bij dezen dat ik niet meer terugkom op uw school’.

Het was nog een paar weken tot de zomervakantie. Tot die tijd heeft hij niets meer tegen mij gezegd. Algehele stilte en voor altijd geschrapt uit zijn gastenboek.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *