Eindelijk. Ze ligt in bed. Cato van bijna zes. In plaats van voorlezen wil ze een verhaal bedenken. Samen. Zij begint. We gaan een snoephuis maken oma. Het staat in Snoepland. Ik dwaal weer af naar de buschauffeur uit mijn jeugd die in plaats van zijn dagelijkse route te rijden afsloeg naar Luilekkerland. We fantaseren er op los. De gebraden kippetjes die in mijn jeugd door Luilekkerland vlogen, vervangt zij in Snoepland door vogels van gesponnen suiker. Zure matten, dropjes, spekkies, alles krijgt een plek. We gaan veel te lang door. Heerlijk.
Ze is over een paar weken jarig. Mijn zoon belt. ‘Zeg moes, jij maakte vroeger toch altijd zo’n snoephuisje op mijn verjaardag? Zou je dat ook voor Cato willen doen? Het snoephuis was onderdeel van zijn kinderfeestje. Samen met zijn vriendjes een cakehuis versieren. Twee stukken op elkaar. Het bovenste stuk het dak. Eerst de cake met chocoladepasta insmeren en dan de snoepjes erop. ‘Wel een beetje doorwerken alsjeblieft anders smelt de pasta en blijft er niets van over.’ Natuurlijk werd het een puinhoop. Er ontstond een soort wilde snoeptuin op tafel. Tijdens het bouwproces werd er regelmatig voorgeproefd en toen het snoephuis af was, lagen de bouwers bijna misselijk over hun stoel.
Het is zondagmiddag. We rijden met cakes, glazuur, fondant en vormpjes naar Loenen. Mijn zoon zorgt voor de snoepjes. Op tafel liggen verschillende zakjes. ‘Tjonge, wat veel snoep. Zo slecht. Is het niet veel te veel?’ Hier spreekt een vader. Dat is duidelijk. Het kleine mannetje dat vierendertig jaar geleden een cakehuis met zijn vriendjes zat te versieren heeft zich dat nooit ook maar een moment afgevraagd. Integendeel, de herinnering aan een huisje met muren vol snoep is tot op de dag van vandaag nog levend.
Drie kleindochters zitten klaar om te beginnen. Vol ongeloof kijken ze naar het snoep op tafel. Teveel? Echt niet! Ze glunderen. Geen dikke lagen chocoladepasta maar kleine toefjes glazuur. Ieder haar eigen huisje. Het worden kunstwerken. Maar ook nu verdwijnen er zure matten, dropjes en spekkies in hun buik. Snoepland is even werkelijkheid.
Vanavond, als Cato in bed ligt gaat ze weer een verhaal verzinnen. Zou ze verder dromen over Snoepland en wat er allemaal nog bijgebouwd had moeten worden want waar zijn de vogels van gesponnen suiker? Ik hoop dat zij over vierendertig jaar aan haar vader vraagt: ‘zeg papa, jij maakte toch vroeger altijd zo’n snoephuisje voor mijn verjaardag? Zou je dat ook voor mijn Jortje willen doen’?
Voor een keer moet snoep kunnen…