“Ik heb een vlucht geboekt naar India.” Het zijn de eerste woorden die ik hoorde toen ik op een woensdagochtend mijn jas op haar kapstok hing. Ik was bij mw S. Deze mededeling had ik niet verwacht. “ja, Baba zegt dat 15 november de dag van vertrek moet zijn.” Ze gaat naar het klooster van Sai Baba in Puttaparthi, India.
Ze is 85 en nog altijd druk met hem. Een Indiase goeroe. Zes maanden per jaar ging ze naar India. Jarenlang. De laatste drie jaar niet meer. Het is er te vol en te commercieel. Twee Indiase kwelgeesten plagen haar sinds die tijd. De ene is haar eigen flat die volgens haar niets voorstelt. De andere is haar geld dat op de bank in India staat en wat ook niet veel voorstelt. Ze wil terug. Haar kwelgeesten moeten aangepakt. Baba zal haar helpen. Ze heeft een rechtstreekse lijn met hem.
Haar buurman en zijn hondje zullen haar missen. Eén februari komt ze pas terug. Al die weken zullen de zondagen anders zijn voor hem. Niet meer samen op de driezitsbank. Televisieprogramma’s kijken die hij voor haar heeft opgenomen. Het hondje tussen hen in. Soms zoekt de buurman haar hand maar het hondje maakt het lastig.
Als mw S bij haar flatje aankomt is het helemaal geschilderd en schoongemaakt. Ze had een bouwval verwacht. De jongste zoon van een bevriende Indiase familie heeft er al die tijd voor gezorgd. Ze weet het zeker. Het huis is voor hem. Probleem. De jongste zoon hoort bij een lage kaste. Dan mag je niet zomaar een huisje krijgen ook al stelt het niets voor. Er wordt gepraat en gedacht. Dagenlang. Tot mw S op een dag in een auto wordt gezet. Ze gaan naar de rechtbank. In een piepklein kamertje ondertekent ze op verzoek van de familie een papier. Als ze weer naar buiten loopt, heeft zij een zoon erbij en de zoon een huis.
Haar geld haalt ze persoonlijk van de bank. Het staat er al jaren. Ze kwam nooit. Dus dan ook geen rente. Dat mag in India. Baba wijst haar de mensen aan wie ze haar geld moet geven. Daarna deelt ze haar sari’s met een aantal vrouwen. Baba heeft de leiding. Als haar flatje leeg is, gaat ze terug naar Nederland. De kwelgeesten zijn vertrokken. Eén Februari is ze thuis.
Het is zondagmiddag. Mw S gaat voor het eerst weer naar haar buurman. Televisie kijken. Ze heeft de glühwein mee. Het is koud. Ze gaat op de bank zitten. Hij ernaast. Huh? Hoe kan dat? Hij zit zo dichtbij. Het hondje ligt op de bank tegenover hen. Hij kijkt naar die twee op de tweezitsbank. Hand in hand. Hij was erbij toen de buurman de banken omwisselde. Er is geen plaats meer voor hem. Stinkstreek.