Ik denk terug aan de zangles over het vogeltje. Ergens op de lagere school. De voorselectie voor een scholenwedstrijd. De heerlijkste zangles ooit. Een vogeltje dat de hele wereld rond wil vliegen. Een hele zwerm vogeltjes vliegt in gedachte mee. Wat doen we ons best. Er is een meneer van de jury die aantekeningen maakt. De non die ons zangles gaf, staat te zwaaien met haar armen alsof haar leven ervan af hangt. Ze zou bijna zelf wegvliegen. Van de meneer hebben we nooit meer wat gehoord.
De middelbare school vindt ook dat we moeten zingen. We hebben de puberleeftijd bereikt en zingen, onze mening, alleen maar stomme liedjes. De juf springt en danst door het lokaal om ons aan het zingen te krijgen. Het enige dat lukt zijn de canons. Hava Nagila Hava klinkt fantastisch. Vooral niet laten merken. Stiekem genieten we. Als beloning krijgen we allemaal een voldoende op ons rapport. Als dank starten we Ba-ba-ba ba-ba-Baranne en zijn niet te stoppen. Het lijflied van onze klas. Arme muziekjuf.
Eindelijk zit ik op een koor. Decennia later. Altijd al gewild. Nooit iets mee gedaan. Een guilty pleasure. Lekker Nederlandse liedjes uit volle borst zingen en dan ook nog merken dat het steeds beter gaat.
Het is woensdagavond. We zitten klaar om in zingen uit te barsten. Het aantal leden is na Corona de helft van wat het ooit geweest is. Als de dirigent binnenkomt, wordt het stil. In plaats van de gebruikelijke inzingklanken noe, noe, noe en na, na na, volgt de mededeling dat hij stopt. Na een korte uitleg verdwijnt hij door dezelfde deur als waardoor hij is binnengekomen. We zijn met stomheid geslagen. Nooit verwacht. Het dondert en het bliksemt in onze hoofden.
Als de bui is gaan liggen, begint de zoektocht naar een nieuwe. Ons repertoire is oud. Misschien te oud. We zoeken een jaar. Weinig animo. Op een faalangstige dame uit een buurdorp na die op het laatste moment afzegt. Dan nog liever een zingende non of een springende muziekjuf. Ónze zoektocht verandert in míjn zoektocht. Mijn zoektocht naar een nieuw koor. Dirigent inbegrepen.
‘Ik zit op een koor’ hoor ik de bestuurder van de auto naast mij zeggen. Zomaar. We zijn op de terugweg van een begrafenis. Ik ken haar via een goede vriendin. Ons gesprek gaat wat heen en weer. Dan klinkt er opeens een tip. Ga daar maar eens kijken. Ik voel uit haar beschrijving dat dit het gaat worden. Een koor mét dirigent. Een repertoire dat past als een jas. In vliegende vaart erop af. Hoera!
Heb je dus een koor gevonden?
Wat leuk.
yes!