Ze leek er zonder problemen op af te stevenen. Bijna een eeuw lang. De zesde uit een gezin van acht. Bijna een eeuw oud.
Ik ken haar vierentwintig jaar. Heel vaak vrolijk. Soms tobbend met hoofdpijn. Soms met levenspijn of angst. Ze houdt van lachen. Dan vragen mensen niets. In een groep is ze altijd stil. Ze luistert en lacht. Wat ziet ze er altijd goed uit. Zonder lippenstift gaat ze niet van haar kamer naar de eetzaal. Nee, ze woont niet zelfstandig. Ze woont in een huis samen met heel veel oudere mensen. Voornamelijk vrouwen. Er is bingo en af en toe treedt er iemand op. Wisselend van kwaliteit.
Ooit heeft ze een baantje aangenomen. Tegen de zin van haar man. Maar toen ze een werkster wilde nemen om bij hen schoon te maken, was het huis te klein. Einde baantje. Zij was er om voor het huis en de kinderen te zorgen. Haar kinderen, haar grote liefdes.
’s Zomers gingen ze altijd op vakantie naar het zuiden. Eigenlijk hield ze daar niet van. Haar angsten zaten haar dan in de weg. Ze was bang voor de auto, bang voor de heenweg en bang voor de terugweg. Bang voor het eten en bang voor het vliegtuig. Bang voor zichzelf, bang om niet goed genoeg te zijn.
Haar jaren in het grote huis brengt ze in alle rust door. Ze is tevreden en elke dag die ze wakker wordt, geeft ze zichzelf de opdracht er wat van te maken. De televisie helpt haar. Ze heeft het zelfs over de kleren die ze voor haar honderdste verjaardag wil hebben. Een broekpak. Altijd al gewild.
Maar Corona gooit roet in haar eten. Ze krijgt koorts. Een paar dagen maar. Maar daarna lopen er beesten bij haar in de gang en zit er een man op haar kast kerstliedjes te zingen. De hele dag door. Hoor je het nou niet? Ze weet niet wat ze met haar ontbijt moet doen. Wat is dat? Moet ik dat eten?
Ze is nog steeds blij als je komt. Ze praat en ze praat en ze praat. Alsof ze de tijd wil inhalen. Het gaat over nu, over vroeger en over …? Haar fantasie mengt zich ook in het gesprek. Soms samenhangend, soms geen touw aan vast te knopen. ‘Wat zeg ik soms toch rare dingen hè.’
Nog zes weken. Dat wordt ze honderd. Als het kan in broekpak.